Ga naar hoofdinhoud
Rijksarchief Leuven

Kansspelen in 'Den Dobbelen Arent'

90402_RP_P_OB_24_273.jpeg

Interieur met kaartende boeren, Justus van den Nijpoort, 1635-1692 - Rijksmuseum

Herbergen, de sociale hotspots in de avondlijke uren, baarden de centrale en plaatselijke overheden zorgen omdat de kleinste banaliteiten er in combinatie met een portie bier snel konden escaleren. Maar niet alleen dronkenschap werd gezien als een potentiële oorzaak van onrust, ook kansspelen (waeghspelen) werden beschouwd als streckende tot publique wanorde. De emoties die gepaard gingen met een geldelijke inzet konden immers ook leiden tot ruzies en vechtpartijen. Doorheen de vroegmoderne periode trachtten overheden daarom kansspelen met caerten ofte teerlingen aan banden te leggen. Het herhaaldelijke karakter van dergelijke ordonnanties – in de Nederlanden bijvoorbeeld in 1699, 1704, 1713, 1730 en 1745 – toont echter aan dat ze daar niet zo bijzonder goed in slaagden.

afbeelding 9.jpeg

Kaartspelers in een herberg, Jan Ekels, 1784 - Rijksmuseum

De maatregelen verboden kansspelen niet alleen, ze voorschreven ook dat spelers die slachtoffer werden van geweld niet naar de lokale schepenbank zouden kunnen stappen om de dader aan te klagen. Wie betrapt werd, kon zich verwachten aan een torenhoge boete van 500 gulden. Dat gold evenzeer voor herbergiers of caféhouders die kansspelen organiseerden of gedoogden in hun etablissement. Zelfs toeschouwers konden zich aan een boete verwachten omdat overheden de aantrekkingskracht van deze spelen vreesden. Gerechtelijke officiers moesten toezien op de naleving van de ordonnanties, op straffe van een boete of het verlies van hun ambt indien ze dergelijke praktijken toch door de vingers zouden zien.

Schepenbank_Asse_777_0001.jpg

Stukken betreffende het proces van de drossaard tegen Carolus Arents, herbergier te Asse: houden van een kansspel (bancquen of petit pacquet), 1784 - Rijksarchief Leuven, Archief van de schepenbanken van Asse, nr. 712.

Op 16 november 1783 was het prijs in herberg ‘den Dobbelen Arent’ in Asse. De gerechtelijke officier van dienst betrapte die avond verschillende mannen die zich in de keuken waagden aan het kansspel bancken ofte petit pacquet. Het waren ook niet de minsten die waren afgezakt naar ‘den Dobbelen Arent’ om zich aan het spelletje te wagen. Sieur Paul, een ontvanger in vorstelijke dienst tekende onder andere aanwezig, net zoals notaris Philippus van Itterbeke en de koster en onderkoster van de plaatselijke kerk. De drossaard stelde een gerechtelijk onderzoek in en daagde alle spelers voor de schepenbank van Asse. In de overgeleverde processtukken wordt het spel Petit Pacquet opmerkelijk gedetailleerd uit de doeken gedaan. Zo wordt beschreven dat iedere speler een hoopje kaarten kreeg toebedeeld, en vervolgens diende te gokken of de kaart onderaan zijn hoopje hoger of lager was dan de kaart van de bankhouder. Nadien werden de hoopjes kaarten omgedraaid. Indien de bankhouder zijn kaart hoger was, kwam de inzet van de verliezers aan hem toe. Omgekeerd diende hij bij verlies het geld dat de winnende speler had gewed op zijn hoopje uit te betalen aan de winnaar. Wie de winnaars ook waren die noodlottige avond, de kans is groot dat de winst een pak kleiner was dan de immense boete van 500 gulden waartoe iedere deelnemer in de nasleep ervan werd veroordeeld.

afbeelding 18.jpeg

De dobbelaars, David Teniers (II), 1640 - Collectie Rijksmuseum

Kansspelen in 'Den Dobbelen Arent'