Mysterie in de Sint-Sulpitiuskerk
Er was iets gebeurd in de nacht van twintig januari 1759 in de Sint-Sulpitiuskerk in Diest. Maar wat dat precies was, was Jacobus, Anna Maria, en Theresia niet helemaal duidelijk.
Jacobus woont naast de kerk en was ’s nachts gestoord in zijn slaap door het lawaai van de kerkdeur die open en toe ging. Of hij nu echt iemand het orgel had horen bespelen of hij dat in zijn slaap had gedroomd, wist hij niet meer zeker. Anna Maria, de orgelblazer van de kerk, was in de namiddag van twintig januari als laatste op het oksaal bij het orgel geweest. Toen ze zondagochtend 21 januari opnieuw in de kerk kwam, zag ze dat er na haar toch nog iemand moest zijn geweest. De onderste trap naar het orgel was nat, een grote viool was verlegd, en een halve kaars was opgebrand. Theresia woont bij haar schoonbroer, de koster van de kerk, en om tien uur die avond klopte de orgelspeler Johannes Jacobs bij hen aan en hij vroeg om de sleutel van de kerk. Hij moest nog iets gaan halen bij het orgel op het oksaal, zei hij, en hij beloofde om de sleutel later die avond terug te brengen. Maar Johannes bracht de sleutel niet terug en Theresia werd ongerust. Ze ging op zoek naar Johannes in de lokale herberg, Sint Nicolaes, maar daar was hij niet. Daar trof ze wel Cornelis de Winter aan die zei dat Johannes samen met twee anderen de sleutel van het oksaal bij hem thuis was gaan halen. Wat Cornelis daar niet bij zei, was dat hij samen met Johannes en de twee andere mannen een plan had met die sleutels.
Cornelis de Winter, Johannes Jacobs, Joseph de Roy en Daniel Schoepen hadden al een hele avond zitten drinken in de herberg. Ze zagen hoe de lokale schuttersgilde Sint-Sebastiaansdag – de dag gewijd aan hun patroonheilige – aan het vieren was. Ook de koster en de schoonbroer van Theresia, Petrus Janssens, was daarbij. “Sij sijn daer soo vrolijck op Sebastiaens Gilde”, zei Johannes tegen zijn vrienden. En licht jaloers kreeg hij een idee – “ick soude iedt connen doen” – maar daarvoor had hij de sleutels van de kerk en van het oksaal nodig. Hij trok naar Theresia en naar zijn eigen huis om de sleutels te halen. Daarna vertrokken de vier mannen samen met de twee jonghste dochters uit de herberg naar de kerk. Johannes en Cornelis vertellen dat ze op het orgel, de bas en de viool hebben gespeeld, dat de vrouwen hebben toegekeken en geluisterd en dat ze allemaal om half twaalf in stilte terug zijn vertrokken. Er is volgens hen allebei niks gebeurd onderaan die trap. Jacobus, Anna Maria, Theresia, Cornelis en Johannes moesten een verklaring afleggen voor de schout van Diest over wat ze gezien, gehoord, en gedaan hadden. Het ongetijdigh gebruijck ende spelen der orghel in de kerk verstoorde de openbare orde en was een vorm van losbandigheid die het gezag bedreigde. Er moest dus zeker tegen opgetreden worden.