Ga naar hoofdinhoud
Rijksarchief Leuven

Goddeloze kerkrovers

LZ_0206.jpg

Herderlijke brief van de aartsbisschop van Mechelen naar aanleiding van een kerkdiefstal en de ontering van het H. Sacrament in de Sint-Kwintenskerk, 1738 - Rijksarchief Leuven, Archief van de Sint-Kwintensparochie te Leuven, nr. 204.

Sint-Kwintenskerk_Historisch-topografische atlas_510_1530_000_03061_000_0024.jpg

Gezicht op de Sint-Kwintenskerk, kleurenlitho uit E. Van Even, Louvain monumental ou description historique et artistique de tous les édifices civils et religieux de la dite ville, Leuven, 1860, p. 214-215 - Algemeen Rijksarchief, Topografisch-historische atlas, nr. 2371

November 1738 was een turbulente maand voor de inwoners van de Sint-Kwintensparochie in Leuven. Op 14 en 15 november werd hun parochiekerk in de Naamsestraat leeggeroofd door goddeloose Kerck-roovers. De onbekende daders hadden de ciborie meegenomen en de Heylighe Hostie ter aerden geworpen. Zo was hun misdaad niet louter een diefstal, maar pleegden ze nog een erger misdrijf: heiligschennis. In het ancien régime stond daar de doodstraf tegenover: gevatte kerkrovers wachtte de galg, het zwaard en soms een nog gruwelijker lot, zoals het rad. Ook medeplichtigen werden zwaar gestraft want het was ten strengste verboden sacrale voorwerpen te kopen, te verkopen of te verbergen. Wie daarentegen de dieven kon vatten, had recht op één derde van de aangeslagen buit.

afbeelding 3.jpg

'Kerkinterieur bij nacht', Hendrik van Steenwijk de Jongere, 1610-1620 - Musée du Louvre

2058628_KF_objecten_1475740493263408260836.png
Monstrans, Hermanus Pijlemans, ca. 1727-1730 - Europeana (Kerkfabriek Sint-Theodardus Bogaarden)

LZ_0209.jpg

Brief waarin de schepenen van Asse inlichtingen aan de Gentse schepenbanken verschaffen over een kerkdiefstal in de parochiekerk van Asse in 1730. De Gentse schepenen hadden waarschijnlijk om informatie gevraagd omdat ze zelf met een kerdiefstal geconfronteerd waren, of kerkrovers hadden gevat die mogelijk nog diefstallen op hun conto hadden staan - Rijksarchief Leuven, Archief van de schepenbank van Asse, nr. 324.

Maar de mogelijke straffen wogen niet op tegen al het goud en het liturgisch vaatwerk dat in een kerk te vinden was. De ciborie en de monstrans, die allebei dienden om de gewijde hosties te bewaren en tentoon te stellen, waren een populaire buit. Ook de inhoud van het offerblok was natuurlijk de moeite. Het geld werd er vaak uitgehaald met baleinen of vislijnen ingesmeerd met teer of aarde. Dat was een tactiek die Richard Ouvret, Antoon Le Vent en hun vluchtigen cameraedt ook kenden. Zij hadden op die manier in 1684 geprobeerd om het offerblok in de kerk van Scherpenheuvel te plunderen. Antoon verklaarde dat Richard zich al vier of vijf jaar geleden had bekwaamd in het ambacht der kercken te rooven en hem had overtuigd om mee te doen. Toch was hun overval in Scherpenheuvel niet succesvol. Toen ze een balein wilden kopen, werd de koopvrouw van de winkel achterdochtig. En terwijl het trio in een andere winkel wel geluk had, waarschuwde de vrouw de paters van de kerk. De dieven werden op heterdaad betrapt en sloegen op de vlucht. Antoon en Richard werden gevat en kregen een proces in Diest.

Steeds meer bendes gingen in het zeventiende en achttiende eeuwse Brabant ‘s nachts op stap om in kerken in te breken. Een perfecte kerkroof gebeurde door een bende van drie of vier leden. De parochiekerk in Asse was beroofd in 1730. De dieven hadden er met een stok de ramen ingeslagen en zich met een koord naar beneden laten zakken. Ze hadden drie offerblokken opengebroken en drie kisten meegenomen. De schepenbank van Asse stelde daarover een gerechtelijk vooronderzoek in naar de daders. In 1736 overviel een bende de kerk van Munsterbilzen en in 1740 werd de schepenbank van Asse opnieuw ingelicht over een kerkdiefstal, dit keer in de kerk van Essene. De kerk van pastoor Wauters was er in de nacht van 26 februari overvallen. De dieven hadden altaardoeken meegenomen en er was een zilveren monstrans en priesterkledij verdwenen uit de sacristie. Kleren en stoffen waren heel waardevol en vaak zelfs het belangrijkste doel bij elke diefstal, ook bij huis- en winkeldiefstallen. De dieven konden de kleren zelf dragen en ze  waren makkelijk verder te verkopen. In 1741 kwamen er nieuwe maatregelen om kerkdiefstallen te voorkomen. Een diefstal werd gesignaleerd door de klokken te luiden om alle gerechtsofficieren en dorpsbewoners te verzamelen. Zij moesten de achtervolging inzetten op de dieven. In naburige dorpen gebeurde hetzelfde en reden er patrouilles uit om de grote banen en tactische binnenwegen te controleren. In 1742 had die aanpak succes: de Brusselse drossaard slaagde er zo in negen kerkrovers die in het Brusselse actief waren op te pakken. Ze hadden maar liefst twintig kerkdiefstallen in minder dan twee jaar op hun conto. Het vonnis van de schepenbank was bijzonder streng: de zes hoofddaders zouden levend aan een staak worden verbrand, en nadien zouden hun lijken dagenlang op een rad tentoongesteld worden. De Brusselse amman kwam echter tussen, en wist deze gruwelijke wijze van terdoodveroordeling te voorkomen. Drie van de hoofddaders werden alsnog opgehangen. 

Maar terug naar Leuven! Hoe gaat een parochie om met zo’n goddeloze diefstal in haar kerk? De aartsbisschop van Mechelen schreef naar de parochie om zijn droefenis te uiten. Hij gaf aan alle Leuvense pastoors de opdracht om het volk aan te manen tot werken van Godvruchtigheydt, Geloof en Liefde tot Jesus Christus. Zondag 23, maandag 24 en dinsdag 25 november 1738 werden uitgeroepen tot publieke biddagen waarop de klokken niet mochten luiden. Om het Gramschap Godts, de woede van God, te stillen moesten de parochieleden komen bidden. Ze kregen er zelfs aflaten voor! Er moest ook een Sacramentsprocessie door de parochie gaan waarbij het Alderheylighste, het Heilig Sacrament, tentoongesteld werd.

afbeelding 21.jpeg

'Gelijkenis van de dief die 's nachts de muur ondergraaft', prent in J. Luyken, De schriftuurlyke geschiedenissen en gelykenissen van het Oude en Nieuwe Verbond, II, Amsterdam (wed. Pieter Arentsz. II en Cornelis van der Sys), 1712 - Collectie Rijksmuseum